II Financiële begroting

II.2 Toelichting op belangrijke ontwikkelingen

Inleiding

De bedragen opgenomen in het overzicht van lasten en baten, tevens meerjarenraming 2025- 2028, laten in sommige gevallen (aanmerkelijke) verschillen zien. Hiervoor is een aantal algemene oorzaken aan te wijzen, waarvan we hier de voornaamste beschrijven:

  • Bepaalde begrotingsjaren bevatten incidentele uitgaven.
  • Met name in de sfeer van de specifieke uitkeringen komt het voor, dat programma’s aflopen; in de regel levert dat zowel aan de kant van de lasten als aan de kant van de baten verschillen tussen jaren op.
  • Elk jaar worden de boekwaarden van de financieel nog niet afgesloten investeringen geactualiseerd.
  • Door nieuwe inschattingen van het verloop van kredieten en eventuele gewijzigde uitgangspunten voor de te hanteren afschrijvingstermijnen, leidt dit tot geactualiseerde kapitaallasten van deze investeringen.

In de Meerjarenraming 2025-2028 zijn de besluiten verwerkt die zijn genomen naar aanleiding van de Bestuursrapportage 2024 en het financieel perspectief dat bij de Begroting 2024 is opgesteld op basis  van nog te verwerken autonome ontwikkelingen. In de nu voorliggende Begroting 2025 zijn de effecten
van de uitwerking van het Coalitieakkoord 2023-2027 "Samen bouwen we Drenthe!" geheel  meegenomen. Dit is met de 1e Uitwerking gebeurd door middel van de wijziging van de Begroting 2024 in december 2023 en van de 2e Uitwerking Coalitieakkoord 2023-2027 zijn alle voorstellen nu verwerkt in de Begroting 2025.
Een toelichting op de specifieke verschillen tussen de begrotingsjaren 2024 en 2025 is gegeven in het programmaplan, bij de betreffende programma’s. Waar de financiële totaaloverzichten voor de programma’s substantiële verschillen (afwijkingen groter dan € 50.000,--) tussen de jaren 2024 en 2025 laten zien, wordt hiervoor een toelichting gegeven. Wij verwijzen naar de toelichting per programma.
Enige algemene ontwikkelingen met financiële gevolgen worden hierna besproken.

Algemene uitkering provinciefonds

De raming van de algemene uitkering uit het provinciefonds is gebaseerd op de Meicirculaire provinciefonds 2024. De Meicirculaire 2024 geeft een geactualiseerd beeld van de financiële kaders voor de provinciale begroting, gebaseerd op de Voorjaarsnota 2024 van het Rijk.
De effecten van de circulaire zijn meegenomen in de Bestuursrapportage 2024/2e Actualisatie 2024. Het  meerjarige beeld komt vervolgens terug in de Begroting 2025.
In de Meicirculaire is een nieuwe accresraming opgenomen voor de jaren 2024 en verder. Daarnaast is de definitieve afrekening van de accrestranche 2023 verwerkt.

In het voorjaar van 2024 zijn nieuwe afspraken tussen Rijk en medeoverheden over een stabielere en meer beheersbare financiering gemaakt. Afgesproken is dat vanaf 2026 de oploop van de opschalingskorting definitief wordt geschrapt. Daardoor krijgen de provincies ruim € 40 miljoen extra. Verder is besloten om de nieuwe financieringssystematiek (bbp-systematiek) al vanaf 2024 in te voeren. Volgens deze nieuwe systematiek wordt het accres voor het Provinciefonds niet langer mede bepaald door de groei van een aantal overheidsuitgaven, maar door de groei van het bruto binnenlands product. De provincies worden voor de effecten in de jaren 2024 en 2025 (deels) gecompenseerd. Om in de toekomst verantwoordingslasten te beperken en bestedingsvrijheid te bevorderen wordt, naast de lopende inspanningen om de Financiële verhoudingswet aan te passen, een plan uitgewerkt om te komen tot een vermindering van het aantal (nieuwe) specifieke uitkeringen. Deze maatregelen leiden samen met de geactualiseerde accressen tot de volgende ontwikkeling van de algemene uitkering uit het Provinciefonds .

Ontwikkeling algemene uitkering (Meicirculaire 2024)

2024

2025

2026

2027

2028

Raming algemene uitkering Begroting 2023

189.619.681

190.887.471

180.992.504

185.372.990

191.095.685

Raming algemene uitkering meicirculaire 2023

190.942.923

192.800.045

187.043.667

192.275.820

200.321.940

Verschil

1.323.242

1.912.574

6.051.163

6.902.830

9.226.255

Opcenten Motorrijtuigbelasting (MRB)

In het Coalitieakkoord 2023-2027 "Samen bouwen we Drenthe!" is opgenomen, dat in de huidige bestuursperiode wordt afgezien van indexering van de opcenten op de motorrijtuigenbelasting. Wij bevriezen het aantal opcenten daarom ook voor het begrotingsjaar 2025 op 92 opcenten.
De geraamde inkomsten uit opcenten op de motorrijtuigenbelasting baseren wij op het tarief van 92 opcenten, het autobestand en de samenstelling van dat autobestand. In de van de Belastingdienst ontvangen informatie hebben wij vooralsnog geen aanleiding gezien, de raming voor het lopende jaar 2024 aan te passen. De meest recente van de Belastingdienst ontvangen raming betreft die voor het jaar 2024. Deze houden wij vooralsnog ook aan voor de jaren 2025 en daarna. Daarvan uitgaande komen wij vooralsnog niet tot een aanpassing van de geraamde opcentenopbrengst. Wij nemen daarom in de Begroting 2025 een ten opzichte van het jaar 2024 ongewijzigde raming op van de opbrengst van de heffing van de opcenten op de motorrijtuigenbelasting (bedragen maal € 1.000,--).Voor de jaren 2026 en verder wordt uitgegaan van een doorgetrokken raming. Voor verdere details verwijzen wij naar de paragraaf Lokale Heffingen in deze begroting.

Afschrijvingstermijnen

Investeringen zijn objecten die gedurende een langere periode (langer dan 1 jaar) gebruikt worden. De uitgaven die gepaard gaan met investeringen dienen verdeeld te worden over de gebruiksduur en als zodanig verwerkt te worden in de provinciale begroting en jaarrekening. De afschrijvingstermijnen zijn ten opzichte van de Begroting 2024 aangepast voor nog te activeren investeringen. Een tweede verandering is dat er voortaan gebruik gemaakt wordt van de componentenmethode. Dit betekent dat de verschillende onderdelen van een investering voor hun eigen gebruiksduur geactiveerd worden zoals opgenomen in de afschrijvingstermijnen in de Nota investeren, activeren en waarderen Drenthe. De financiële effecten bij nog te activeren investeringen worden nog niet meegenomen in de primitieve Begroting 2025, maar dit zal na vaststelling van de nota gebeuren door middel van een begrotingswijziging.

Investering

afschrijvingstermijn (in jaren)

Gronden en tereinen

n.v.t.

Woonruimten

50

Gebouwen (grote verbouwing: aansluiten bij restant afschrijving)

50

Verbouwing/revitalisering

20

Grond-, weg- en waterbouwkundige werken waaronder:

- sluizen (was 90 jaar)

80

- sluisdeur van composiet

100

- sluisdeur van staal

80

- sluisdeur van hout

50

- bruggen (waaronder val) en viaducten (was 90 jaar)

80

- voorzieningen bij waterwegen

30

- (aanleg van) wegen

20

- rotondes en verkeersdrempels e.d.

20

- betonbeschoeiing (was 50 jaar)

80

- staalbeschoeing

50

- houtbeschoeiing

30

- bedienpost tbv de scheepvaart (incl. aanleg glasvezel)

10

Vervoersmiddelen

5

Machines, apparaten en installaties lang

30

Machines, apparaten en installaties middel

15

Machines, apparaten en installaties kort

10

Overige materiële vaste activa, waaronder:

- inventarissen (waaronder meubilair)

10

- schilderijrekken

20

- isolatieglas

20

- audio/videoapparatuur en telefooncentrale

4

- multimedia, beveiligingscamera's

5

- automatisering (ICT systemen)

4

- software

4

- tablets

4

- smartphones

2

Immateriële activa

maximaal 5

m.u.v. bijdragen aan activa in eigendom van derden

maximaal 20

Loonindexatie

Jaarlijks wordt de loonindexatie geactualiseerd. De financiële gevolgen van de actualisatie voor 2025 en volgende jaren is in de bij de Begroting 2025 horende begrotingswijziging verwerkt. Omdat er nog geen CAO voor 2025 is, baseren wij onze raming op de meicirculaire van het provinciefonds 2024. Daarin zijn de indices opgenomen en verwerkt, uit het Centraal Economisch Plan van maart 2024. Voor 2025 is uitgegaan van de index Loonvoet sector overheid. Deze index richt zich specifiek op de lonen, terwijl de index Prijs overheidsconsumptie, beloning werknemers zowel prijzen als lonen in de overheidssector bevat. De index Loonvoet sector overheid houdt rekening met de veranderingen in de gemiddelde lonen van werknemers in de overheidssector, dus inclusief eventuele periodieke verhogingen. Omdat voor onze organisatie wordt ingeschat dat we gemiddeld een iets hogere periodiek hebben (2%), hebben we het landelijk gemiddelde nog met 1% op grond van het criterium reëel ramen, opgehoogd. Per saldo gaan we uit van de volgende index percentages (CAO, premies en  periodieken): (2025) 5,4%, (2026) 4,5%, (2027) 5,8%, en (2028) 5%.

Indexatie Begrotingssubsidies

Onze begrotingssubsidies worden geïndexeerd. De indexatie wordt jaarlijks geactualiseerd op basis van de meicirculaire van het provinciefonds en het meest recente Centraal Economisch Plan. De begrotingssubsidies zijn specifiek benoemd in paragraaf 4.5 van de begroting. Een beperkt aantal begrotingssubsidies wordt om moverende redenen niet geïndexeerd. De indexering wordt berekend op basis van een gemiddelde over de afgelopen vijf jaar van een mix van de indices voor lonen en prijzen. Door het gebruik van een dergelijk gemiddelde worden schommelingen in de indexering zoveel mogelijk tegen gegaan en behoeft geen nacalculatie plaats te vinden. Voor de Begroting 2025 bedraagt de index 3,6 %. Meerjarig gaan we nu uit van 3,9 % indexatie voor 2026, 4,3% voor 2027 en 4,5% voor 2028.

Indexatie inkopen (goederen en diensten)

De individuele begrotingsposten met het karakter van inkopen van goederen en diensten worden niet geïndexeerd.

Ontwikkeling van de rente

Sinds de invoering van het verplichte schatkistbankieren worden de overtollige liquide middelen in 's Rijks schatkist - conform de Wet fido - aangehouden. Sinds september 2022 ontvangen we, na jaren waarin de rente nihil was, weer een rentevergoeding op de tegoeden in de Schatkist. Dit is het gevolg van de renteverhogingen door de ECB, met als doel om de inflatie te beteugelen.
Het monetaire beleid van de ECB is gericht op prijsstabiliteit in het eurogebied: een inflatie van 2% op de middellange termijn. Als maatregel tegen de sterk gestegen inflatie heeft de ECB sinds juli 2022 de depositorente in verschillende stappen verhoogd tot 4,00% in september 2023. Per 12 juni 2024 is de eerste verlaging met 25 basispunten tot 3,75% doorgevoerd.
De verwachting dat de ECB in de komende tijd verdere renteverlagingen zou kunnen gaan doorvoeren, die ook doorwerken in de tarieven die de provincie op haar tegoeden ontvangt, maakt dat we de renteontwikkelingen nauwlettend blijven volgen.

Overzicht toegepaste indices en percentages

Omschrijving 

Toegepast in 2024 

Toegepast in 2025

Index gesubsidieerde instellingen

3,50%

3,60%

Index t.b.v. Openbaar Vervoer (OV-bureau) 

4,25%

5,04%

Index t.b.v. Openbaar Vervoer (Trein) 

4,25%

5,04%

Index belastingen en heffingen 

0,00%

0,00%

Groei van het wagenpark in relatie tot de MRB 

0,00%

0,00%

Rentepercentage van toegerekende rente 

n.v.t. 

n.v.t.

Rentetoerekening aan reserves 

n.v.t. 

n.v.t.

 

Deze pagina is gebouwd op 10/18/2024 11:42:59 met de export van 10/18/2024 11:36:56