Programma 8 beleidsopgaven

Financiën

Inleiding

Provinciale inkomsten  
In de provinciale inkomsten uit het provinciefonds geldt voor het begrotingsjaar 2025, dat daarin al de effecten doorwerken van de plannen van het demissionaire en het nieuwe kabinet. Het totaal van deze plannen maakt, dat er nog steeds onzekerheid bestaat over de provinciale inkomsten. Voor onze begroting geldt, dat wij cijfermatig de bekende circulaires rond het provinciefonds volgen.

Normeringssystematiek provinciefonds (accres), opschalingskorting en compensatie derving opcentenopbrengst
In de meicirculaire provinciefonds 2024 zijn maatregelen gepresenteerd omtrent met name het definitief schrappen van de oploop van de opschalingskorting op het Provincie- en Gemeentefonds en het vervroegd invoeren van de zogeheten “BBP-systematiek” als normeringssystematiek voor het Provincie- en Gemeentefonds.  Er komt ook een compensatie van de inkomstenderving motorrijtuigenbelasting in de periode 2026-2030 vanwege een tariefkorting voor elektrische voertuigen, maar daarvan is het effect voor de afzonderlijke provincies nog niet uitgewerkt.
Het Rijk koppelt vervroegd (van 2027 naar 2024) de accresontwikkeling van het Provincie- en Gemeentefonds aan de ontwikkeling van het bruto binnenlands product (BBP). Jaarlijks blijven de fondsen daarnaast meebewegen met de inflatie (prijsdeel van het BBP). Door de vervroegde invoering van de BBP-systematiek worden de accressen van het provinciefonds vanaf 2024 herberekend. Vooral in 2024 en 2025 valt het accres lager uit dan het huidige accres op basis van trap-op-trap-af. In de voorjaarsnota compenseert het Rijk dit verschil in 2024 volledig en in 2025 grotendeels. Dit heeft als gevolg dat voor die jaren het effect op onze begroting beperkt blijft. Vanaf 2026 zijn de BBP-accressen en de huidige accressen vrijwel gelijk. Maar dat houdt wel in dat meerjarig de problematiek rond het 'ravijnjaar' 2026 en daarna bestaan blijft. Op basis van bestaande ramingen laat dit met ingang van 2026 nog een (structureel) tekort zien. Ook het afschaffen van de ‘oploop’ van de opschalingskorting verandert daar niet zo veel aan. Voor de korte termijn monitoren we de ontwikkelingen op dit gebied. Wij verwachten dat de septembercirculaire provinciefonds 2024 al iets meer duidelijkheid zal brengen over de plannen van het nieuwe kabinet en de noodzaak voor onze provincie om actief maatregelen te nemen. Deze zullen dan vooral hun beslag krijgen in de loop van 2025 en doorwerken in de Begroting 2026.

Reductie van specifieke uitkeringen
Het demissionaire kabinet heeft melding gemaakt van het voornemen het aantal specifieke uitkeringen te willen terugbrengen en de middelen meer naar de provincies toe te laten komen via het provinciefonds, als onderdeel van de algemene uitkering of via een decentralisatie-uitkering. Daarvan zijn de financiële effecten nog niet bekend. Die zijn ook nog niet bekend, omdat de formerende partijen al hebben aangekondigd dat zij niet alleen de specifieke uitkeringen in aantal willen terugbrengen, maar dat zij dat ook in omvang willen doen, door middel van een 10% lagere uitkering. Of dan de uitkeringen nog voldoende zijn om de kosten van uitvoering van de betreffende taak door de provincie te dekken, valt te bezien.

Herijking verdeling provinciefonds  
Bij de Begroting 2025 zijn wij nog niet uitgegaan van een geactualiseerd model voor de verdeling van de algemene uitkering van het provinciefonds. Het ziet er niet naar uit dat het conceptmodel van CEBEON onverkort ingevoerd zal worden. Mede op basis van het advies van de Raad voor het Openbaar Bestuur (ROB) zal moeten worden bepaald hoe het verdeelmodel er uiteindelijk uit komt te zien, wat de effecten daarvan zijn en hoe vervolgens overgegaan kan worden tot invoering van het nieuwe verdeelmodel. De provincies hebben met het rijk het streven gedeeld een nieuw verdeelmodel per 1 januari 2025 te introduceren.

Opbrengsten opcenten motorrijtuigenbelasting
In de Begroting 2025 zijn de inkomsten uit de opcenten op de motorrijtuigenbelasting nog niet aangepast. Mogelijk gebeurt dat nog in de loop van 2025 op basis van nog te ontvangen geactualiseerde gegevens van de Belastingdienst. Maar eventuele aanpassingen worden dan meegenomen in de Bestuursrapportage 2025. Voor nu wachten wij de maatregelen van het nieuwe kabinet aangaande de tariefkortingen voor elektrische voertuigen af.

Wat willen we bereiken en wat gaan we doen?

Doelstelling 8.02.01 Duurzame provinciale financiën

De provincie bevindt zich in een situatie waarbij we duurzaam in evenwicht zijn.  
Daarvoor realiseren we producten voor de planning-en-controlcyclus, voldoen we aan de BBV- voorschriften en houden we onze financiële verordening up-to-date. We voorzien in onze financieringsbehoefte en we zorgen voor actuele stuurinformatie.

Doelstelling 8.02.02 Inzicht in MRB, Provinciefonds, Vennootschapsbelasting, onvoorzien en overhead

De provincie heeft en geeft inzicht in algemene dekkingsmiddelen.

Doelstelling 8.02.03 Inzicht in de ontwikkeling van reserves en voorzieningen

Inzicht in de ontwikkeling van reserves en voorzieningen

Welke feiten en cijfers zijn er?

Zie de kerngegevens en de financiële kengetallen in de paragraaf weerstandsvermogen en risicomanagement. 

Met wie werken we samen?

Niet van toepassing.

Wat mag deze beleidsopgave kosten?

8.02 Financiën

Bestaand beleid 2025

Nieuw beleid 2025

Saldo begroting 2025

Lasten

5.121.957

5.071.513

10.193.470

Doelstelling 8.02.01 Duurzame provinciale financiën

42.500

42.500

Doelstelling 8.02.02 Inzicht in MRB, Provinciefonds, Vennootschapsbelasting, onvoorzien en overhead

5.079.457

5.071.513

10.150.970

Baten

-259.487.115

-3.000.000

-262.487.115

Doelstelling 8.02.01 Duurzame provinciale financiën

-3.366.137

-3.000.000

-6.366.137

Doelstelling 8.02.02 Inzicht in MRB, Provinciefonds, Vennootschapsbelasting, onvoorzien en overhead

-256.120.978

-256.120.978

Saldo

-254.365.158

2.071.513

-252.293.645

Toelichting nieuw beleid 2025

Nieuw beleid 2025

2025

B08. Rente

De rentevergoeding die we ontvangen op de tegoeden in ’s Rijks schatkist is per 12 juni 2024 voor het eerst sinds lange tijd weer iets gezakt, naar aanleiding van het besluit van de ECB om de basisrentetarieven met 25 basispunten te verlagen. Gebaseerd op de rentevisies van diverse banken verwachten we dat de ECB de komende tijd verdere renteverlagingen zal doorvoeren, die doorwerken in de rentevergoeding op de tegoeden in de schatkist. We begroten de rentebaten voorzichtig op € 3 miljoen voor 2025 en € 1,5 miljoen voor 2026. Deze bedragen komen ten gunste van de vrije bestedingsruimte. Binnen deze beleidsopgave levert dit een budgettairneutrale wijziging op.
Gezien de ruime periode tot 2027 en omdat de onzekerheid in de liquiditeitsbegroting met de tijd toeneemt, begroten we vooralsnog geen rentebaten (noch rentelasten) in de begroting vanaf 2027.

0

B01. Indexering begrotingssubsidies

Jaarlijks vindt bij de Begroting de begrotingsbijstelling van de indexering van de traditioneel geselecteerde boekjaarsubsidies met behulp van de actuele indices uit de cijfers van het Centraal Economisch Plan (CEP) en de meicirculaire 2023 van het provinciefonds plaats.
Voor 2025 en 2026 leidt dit tot beperkte nadelen (respectievelijk € 1.500,-- en € 3.000,--), voor de jaren erna is het effect voordelig: € 21.500 in 2027 en € 89.500 in 2028.
Met deze begrotingswijziging worden de effecten verrekend met de vrije bestedingsruimte en verwerkt in de Begroting 2025.

-1.530

B02. Indexering DVO's

In de huurcontracten en dienstverleningsovereenkomsten met diverse organisaties staan indexaties die jaarlijks moeten plaatsvinden. Naast de indexaties zijn ook actualisaties toegepast (te denken valt aan aframing van huuropbrengsten en opbrengsten voor licenties), conform de afspraken in de DVO's. Het geheel aan indexaties en actualisaties leidt per saldo tot lagere baten dan begroot was. Wij stellen voor de verlaging van de baten ten laste te brengen van de vrije ruimte.

-87.310

B04. Indexering exploitatiebijdrage OV Bureau en Vechtdallijnen

De bijdrage aan het Openbaar Vervoersbureau Groningen-Drenthe wordt op basis van het gemiddelde over 5 jaar van de Landelijke Bijdrage Index (LBI) geïndexeerd.

Per saldo is in de jaren 2024 tot en met 2026 nog sprake van voordelen (afnemend van € 753.000,-- in 2024 tot € 436.000,-- in 2026), omdat in tegenstelling tot de verwachting in 2023 toch geen aanvullende extra financiering vanuit de moederorganisaties nodig is. Daarna is sprake van een nadeel, oplopend van € 310.000,-- in 2027 tot € 600.000,-- in 2028.

We stellen voor deze bijstelling te verrekenen met de vrije bestedingsruimte.

683.814

B06. Actualisatie kapitaallasten vaste activa

Bij de begroting worden jaarlijks de afschrijvingskosten herberekend op basis van de verantwoording in de jaarrekening en de inventarisatie van het verloop van de investeringsprojecten bij de begroting. De verschuivingen naar achteren in de tijd leiden tot latere afschrijvingskosten en voordelen op korte termijn in de meerjarenraming.
Wij stellen voor de voordelen (2025-2028) en latere nadelen (vanaf 2029) te verrekenen met de vrije bestedingsruimte.

2.233.039

B07. Bijstelling dekking loonkosten uit investeringsbudgetten

Regelgeving schrijft voor dat directe loonkosten van investeringen geactiveerd moeten worden. Dit is in de begroting voor infrastructurele investeringen verwerkt door jaarlijks € 1,5 miljoen van de salariskosten te dekken uit investeringskredieten. In 2022 en 2023 was de dekking van de loonkosten uit investeringskrediet aanzienlijk lager dan € 1,5 miljoen. De verwachting is dat de komende jaren hierin zich geen verandering zal voordoen. Daarom stellen we voor de dekking van de eigen loonkosten uit investeringskredieten structureel aan te passen naar € 750.000,--. Het nadeel ad € 756.500,-- wordt ten laste van de vrije ruimte gebracht.

-756.500

Totaal

2.071.513

Deze pagina is gebouwd op 10/18/2024 11:42:59 met de export van 10/18/2024 11:36:56